KWPN Magazine | Veterinair: Rondom de geboorte... voorkomen is beter dan genezen
Na het zorgvuldig kiezen van de hengst, verheugd zijn dat de merrie drachtig is en geduldig elf maanden wachten, nadert de geboorte van het veulen. Om het veulen direct vanaf de geboorte een goede start te geven, is het belangrijk om deze doorgaans heugelijke gebeurtenis goed voor te bereiden.
Goede voorbereiding
De voorbereiding begint al tijdens de dracht, want er zijn wel wat dingen om over na te denken:
- vaccineren en zo nodig ontwormen van de merrie
- een geschikte box voor het afveulenen klaarmaken
- desgewenst een camera in de box ophangen, een geboortemelder lenen of aanschaffen en/of een geboortemelder op de schede (vulva) laten zetten
- als de merrie is ‘dichtgezet’ moet de vulva op tijd worden geopend
Vaccineren
Vaccineren van drachtige merries heeft vooral zin als de gevaccineerde dieren volledig gescheiden worden gehouden van ongevaccineerde dieren op een bedrijf. Drachtige merries moeten dus niet samen lopen met gespeende veulens, jaarlingen en tweejarigen, want in die groepen komen relatief veel infecties voor. Op een bedrijf moeten indien mogelijk, om de infectiedruk laag te houden, niet alleen de drachtige merries, maar ook alle andere paarden goed worden gevaccineerd: in ieder geval tegen influenza-tetanus, maar liefst ook tegen rhinopneumonie en eventueel tegen West Nijl. Wel of niet vaccineren tegen droes moet goed met de dierenarts worden overlegd. Een drachtige merrie moet tenminste ieder jaar gevaccineerd worden tegen influenza en iedere twee jaar tegen tetanus. Deze vaccinaties kunnen zonodig ook tijdens de dracht worden gegeven, zodat de merrie voldoende antistoffen aanmaakt en in de biest aan het veulen meegeeft. Ook als influenza/tetanus-vaccinatie net voor de dracht is gegeven, is het verstandig de influenzavaccinatie rond zes weken voor de geboorte nog een keer te herhalen. Om het risico op abortus als gevolg van rhinopneumonie (EHV-1 en zelden EHV-4) te verkleinen, moet de merrie driemaal gedurende de dracht worden gevaccineerd en wel in de vijfde, de zevende en de negende maand van de dracht. Alle niet-drachtige dieren op dezelfde stal moeten, tenzij ze volledig worden gescheiden van de drachtige merries, tweemaal per jaar worden gevaccineerd tegen rhinopneumonie. Gezien het steeds dichterbij komen van de West Nijl-infecties, kan een fokker overwegen om de drachtige merries ook hiertegen te laten vaccineren. Bij deze vaccinatie hoeven niet alle dieren op een bedrijf te worden gevaccineerd, omdat West Nijl-virus niet van paard naar paard gaat, maar altijd via de muggen.
Draagtijd en geboorte
Draagtijd
De meeste merries hebben een draagtijd van 330 tot 340 dagen, maar er zijn grote verschillen. ‘Te vroeg geboren’ (prematuur) is als het veulen eerder dan 320 dagen na de dekking wordt geboren en van ‘te laat geboren’ (postmatuur) wordt gesproken als de dracht langer dan 360 dagen heeft geduurd. Over ‘onderontwikkeld’ (dysmatuur) wordt gesproken als het veulen onvoldoende ontwikkeld is bij een normale drachtigheidsduur. Als een merrie al meerdere malen heeft geveulend, bepalen de vorige drachtgheidsduren de lengte van de huidige dracht. Dus als een merrie bij vorige veulens zo’n 350 dagen drachtlengte had, is 320 dagen waarschijnlijk tekort en kan het veulen prematuur zijn. Als de drachtduur bij eerdere veulens ook rond de 320 dagen was, is er bij 320 dagen waarschijnlijk niets aan de hand. Aan lichamelijke kenmerken van het veulen is te zien of er sprake is van prematuriteit (‘te vroeg geboren’): slappe oortjes die dubbelknikken (‘floppy ears’), hele zijdeachtige vacht, heel dunne cellagen op de slijmvliezen, zoals bijvoorbeeld op de tong die daardoor te rood is. Bij postmaturiteit (‘te lang blijven zitten’) is vaak opvallend dat het veulen meestal verhoudingsgewijs kleiner is dan verwacht, maar soms ook erg groot en heel mager is.
Geboorte
Aanloop
In de laatste weken voor de geboorte begint het uier langzaam op te uieren, maar bij merries die voor het eerst veulenen gebeurt dit soms pas vlak voor de geboorte. In de laatste dagen voor geboorte zullen de bekkenbanden en de vulva verslappen. Binnen 24 tot 72 uur voor de geboorte gaan de meeste merries kegelen. Dat houdt in dat er op de tepelpunt propjes ingedroogde biest (colostrum) zichtbaar worden, maar dit gebeurt niet bij alle merries. Hulpmiddelen om het moment van de geboorte beter te voorspellen zijn bepaling van het calciumgehalte in enkele druppels vocht afgenomen uit de tepels en/of bepaling van de pH (zuurgraad) in dit vocht. Als op teststrips het calciumgehalte hoger is dan 10 of als de pH gelijk aan of minder is dan 6,4, is de bevalling binnen 24 uur te verwachten. Een nadeel van testen is dat door het niet-hygiënisch beetpakken van de tepel een uierontsteking kan ontstaan. Vlak voor de geboorte is het raadzaam om de staart van de merrie te bandageren met een schone bandage om te voorkomen dat het veulen in contact komt met de vaak vieze staart of de haren in de weg zitten. Wel de bandage direct daarna verwijderen om drukplekken te voorkomen.
Normale geboorte
De geboorte zelf bestaat uit drie fases: de voorbereidingsfase, de uitdrijvingsfase en de nageboortefase. Aan het begin van de baarmoedercontracties (weeën) is de merrie doorgaans onrustig, gaat liggen en weer staan, loopt rondjes en zweet. Dit kan enkele uren duren, maar soms ook minder dan een half uur. Tijdens de uitdrijvingsfase breekt eerst de waterblaas (allantochorion), vervolgens gaat de merrie plat liggen en persen en zal vaak de vruchtblaas (amnion) breken. Het veulen kan ook geboren worden met de vruchtblaas nog over de voorbenen en de neus. Het vlies moet dan direct worden verwijderd, zodat het veulen kan ademen. Het is namelijk niet zeker of de nageboorte nog voldoende vastzit aan de baarmoeder om voor zuurstof te zorgen. Wel krijgt het veulen via de navelstreng de eerste minuten ook nog veel bloed van de moeder en is rustig benaderen dus geboden. De navelstreng breekt doorgaans ‘vanzelf’ binnen enkele minuten als het veulen of de merrie opstaat. Als er nog vruchtvliezen over de neus zitten en de navelstreng is wél gebroken, moet wél direct worden ingegrepen en moeten deze vliezen worden verwijderd, zodat het veulen kan ademen. Tijdens de nageboortefase hoort de nageboorte (placenta) binnen 90 minuten af te komen. Als deze op drie uur na de geboorte nog niet is afgekomen, wordt dit een retentio secundinarum (‘aan de nageboorte staan’) genoemd en moet de dierenarts komen om een injectie te geven en/of de nageboorte met spoelen te verwijderen (methode Zeddam). Na zes uur kan de dierenarts besluiten de nageboorte met de hand te verwijderen. Soms moet de merrie dan ook nog enkele dagen worden nabehandeld.
Geboorte vlot niet
Als de uitdrijvingsfase van een geboorte stagneert (langer dan tien tot vijftien minuten), is de meest voorkomende oorzaak een afwijkende ligging. Dit vergt onmiddellijk ingrijpen van een dierenarts. Er zijn zeer veel afwijkende liggingen, zoals:
- teruggeslagen hoofdje
- één of beide voorbeentjes liggen gebogen in de voorknie (carpaalligging) naar achteren
- één of beide beentjes liggen gebogen in de schouder naar achteren (schouderligging)
- dwarsligging
- beiderzijdse heupligging, beide achterbenen liggen langs de romp naar voren.
Als de geboorte niet vordert en er wordt gedacht aan een verkeerde ligging, kan de merrie het beste worden rondgestapt (als dat lukt) totdat de dierenarts er is. Het weer goed leggen van het afwijkende lichaamsdeel van het veulen wordt ‘reponeren’ genoemd en dit kan het beste bij de staande merrie, omdat er dan vaak het meeste ruimte is in de buik. Het reponeren is vaak lastig en vergt geduld en ervaring. Het zelf proberen te reponeren heeft grote risico’s, omdat de lange benen van een veulen bij onoordeelkundig manipuleren door de baarmoederwand heen kunnen prikken. Soms is het voor de dierenarts niet mogelijk om het afwijkend liggende veulen goed te leggen. Als het veulen nog leeft, kan de dierenarts proberen een keizersnede te doen, maar dan is vervoer naar een kliniek vrijwel altijd noodzakelijk. Als het veulen niet meer leeft, wordt door de dierenarts soms voor het ‘afzagen’ (foetotomie) van het veulen gekozen, maar dit is niet in alle gevallen mogelijk en dan wordt toch een keizersnede geadviseerd om het dode veulen te verwijderen.
Nageboorte ‘te vlug’
Als de nageboorte nog om het veulen heen zit bij de geboorte, een zogenaamde ‘red bag delivery’, moet deze nageboorte zo snel mogelijk worden opengemaakt. Het dus los van de baarmoederwand liggen van de nageboorte, betekent dat het veulen geen zuurstof meer krijgt. Goed opletten dat het inderdaad om de nageboorte gaat – die heeft een zogenaamde ‘cervix ster’. Heel soms komt de blaas naar buiten, die natuurlijk niet kapot maken. Ook als de nageboorte deels met en/of direct na het veulen naar buiten komt, heeft het veulen de laatste periode in de baarmoeder mogelijk geen of weinig zuurstof en voedingsstoffen gekregen. In beide gevallen is het raadzaam direct de dierenarts te bellen voor overleg.
Eerste 24 uur
Wat is normaal?
Tijdstippen
Er is weleens wat discussie over ‘gaat het nu wel of niet goed?’ In principe mag worden verwacht dat een veulen:
- binnen vijf minuten na de geboorte zijn hoofd omhoog kan houden
- binnen vijf tot tien minuten na de geboorte in borst-buikligging gaat liggen
- binnen één tot twee uur kan staan en op zoek gaat naar het uier
- binnen twee tot drie uur zelf drinkt
- binnen zes tot tien uur gaat plassen
- binnen 24 uur gele mest (het meconium (= darmpek) komt doorgaans binnen drie uur af).
Navel
Na de geboorte is het belangrijk de eerste periode (15 tot 30 minuten) de moeder-veulenbinding niet te verstoren en pas als het veulen rustig ligt of staat de navel ontsmetten met 0,5% chloorhexidine (te koop bij de drogist). Geen ‘blauwspray’, jodium, povidonejodium of zoiets gebruiken, omdat dit te aggressief is voor het tere weefsel van de navel. Als de navel nabloedt eventueel een navelklemmetje (steriel verpakt kopen) op de navel (niet op de huid) zetten. Dit doen met schone/steriele handschoenen of met heel goed gewassen handen.
Merrie
Intussen moet ook de merrie in de gaten worden gehouden, want de nageboorte moet liefst binnen anderhalf uur maar in ieder geval binnen drie uur afkomen. Gebeurt dit niet dan moet direct de dierenarts worden gebeld (zie eerder).
Controleren opname antistoffen
Als er twijfel bestaat over de kwaliteit van de biest of over het binnenkrijgen van voldoende biest, kan de dierenarts bij het bezoek ook direct bloed afnemen van het veulen en dit (laten) testen op het aanwezig zijn van voldoende antistoffen. Als de hoeveelheid opgenomen antistoffen te weinig is, kan tot 18 en misschien tot 24 uur na de geboorte nog geprobeerd worden extra paardenbiest bij te voeren of met de sonde in te laten geven. Na 18 tot 24 uur worden antistoffen vanuit het maagdarmkanaal niet meer opgenomen en kunnen extra antistoffen zo nodig alleen nog door de dierenarts met een plasma-infuus worden bijgegeven. Veel dierenartsen adviseren de opname van antistoffen bij alle veulens binnen 12 tot 24 uur na de geboorte te controleren, omdat er dan nog iets gedaan kan worden. Als het veulen eenmaal symptomen van een infectie krijgt, is een behandeling niet alleen kostbaar, maar lang niet altijd succesvol. Hier geldt echt ‘voorkomen is beter dan genezen’.
Afwijkingen
Allerlei afwijkingen die in de eerste dagen na de geboorte naar voren kunnen komen, zijn beschreven in ‘Pasgeboren veulen, waarop letten?’ uit het KWPN Magazine van april 2021.
Dit artikel komt uit de nieuwste editie van het KWPN Magazine. Wilt u graag het hele artikel lezen en meer lezen over de optimale voorbereidingen rondom de geboorte van uw veulen? Lees dan het artikel via onze website. Leden krijgen het KWPN Magazine, met daarin prachtige verhalen, interessante achtergrondartikelen, persoonlijke interviews en fokkerij-informatie, maandelijks thuisgestuurd. Geen lid? Bestel dan het KWPN Magazine in de KWPN Webshop.
Bron: KWPN (overname niet toegestaan)
Tekst en beeld: prof.em. dr. Marianne Sloet, Eikenlust Equine Consultancy, Bilthoven