Bescherm uw veulen tegen wormen
Elk paard heeft wormen – en dat is niet erg. Contact met wormen zorgt er namelijk voor dat het paard er weerstand tegen kan opbouwen. Uiteraard dient er wel te worden voorkomen dat de wormbesmetting leidt tot gezondheidsklachten. Dit evenwicht kan worden bereikt door een goed weidemanagement te combineren met strategisch ontwormen.
De belangrijkste wormen tijdens het eerste levensjaar
De eerste wormen waarmee het veulen in contact kan komen, zijn veulenwormen (Strongyloides westeri). Bij een zware besmetting kan het veulen diarree krijgen. Op stallen waar in voorgaande jaren ook problemen met veulenworm gezien zijn, is de kans op een zware besmetting groter. Standaard ontwormen van het veulen tijdens de eerste levensweken is niet noodzakelijk. Ontworm enkel indien er zich problemen voordoen en een wormbesmetting, door middel van mestonderzoek, is bevestigd.
Vanaf een leeftijd van 2 – 3 maanden, gaan spoelwormen (Parascaris spp.) een rol spelen. Tekenen die kunnen wijzen op een spoelwormbesmetting zijn een dikke buik, ruwe vacht en slechte groei. Zware besmetting kan ook leiden tot hoesten, neusuitvloeiing, diarree en koliek.
Veel veulens worden met spoelwormen besmet. Het risico wordt groter wanneer zij op een weiland lopen waar ook het vorige jaar veulens en/of jaarlingen hebben gestaan. Dat komt omdat de wormeitjes, die via de mest worden uitgescheiden, jarenlang het land blijven besmetten.
Omdat spoelwormen potentieel grote problemen kunnen veroorzaken, is het raadzaam om het veulen op 2 en op 5 maanden leeftijd te behandelen tegen spoelwormen.
Wist u dat...
… spoelwormen tot duizenden eitjes per dag kunnen leggen?
… deze wormeitjes jarenlang kunnen overleven op het weiland?
… veulens daardoor zichzelf herbesmetten, elkaar besmetten, maar ook veulens van de komende jaren besmetten?
Vanaf 6 maanden leeftijd worden ook bloedwormen (Cyathostominae) belangrijk. Hiertegen wordt het veulen het beste in het najaar ontwormd. Bij veulens en jonge paarden is er nog géén verband tussen het aantal wormeitjes in de mest en de besmettingsgraad. Daarom wordt voor jonge paarden geadviseerd om op logische tijdstippen in het jaar te ontwormen tegen Cyathostominae. Dit in tegenstelling tot volwassen paarden, die bij voorkeur wel op basis van mestonderzoek tegen Cyathostominae behandeld worden.
Een paard kan besmet worden met lintwormen (Anaplocephala spp.) via besmette mosmijten, die tijdens het grazen mee opgegeten worden. De combinatie van mos en paarden in een weiland, maakt het risico op lintwormen reëel. Een mestonderzoek is hiervoor helaas minder veelzeggend: vaak wordt er niets in de mest gevonden, terwijl het paard wél besmet is. Dus indien er mos tussen het gras op het weiland groeit, wordt de najaarsbehandeling best gecombineerd met een behandeling tegen lintwormen. Vanaf het tweede levensjaar kan die behandeling in het voor- of najaar worden gegeven; overleg dit met je dierenarts.
Resistentie
Wormen kunnen ongevoelig worden voor de actieve stof in een ontwormingsmiddel, vooral wanneer een ontwormingsmiddel te vaak of onjuist gebruikt wordt. Resistentie is een wereldwijd, serieus en groeiend probleem. Om de werkzaamheid van de resterende actieve stoffen in ontwormingsmiddelen te beschermen, is het erg belangrijk om voorzichtig om te gaan met de beschikbare middelen. Houd daarom rekening met het volgende:
- Stel samen met je dierenarts een effectief ontwormingsschema op. Ga niet zomaar allerlei ontwormingsmiddelen afwisselen of combineren. Vraag om advies met betrekking tot onderstaande drie punten:
- Behandel op het juiste moment. Bijvoorbeeld tegen spoelwormen wanneer het veulen 2 en 5 maanden oud is.
- Ontworm met het juiste middel. Dat wil zeggen: een middel dat een werkzame stof bevat waartegen voor de betreffende wormen nog geen resistentie bestaat.
- Doseer het ontwormmiddel correct. Weeg het veulen of gebruik een meetlint. Wees er zeker van dat het paard ook daadwerkelijk de volledige dosis binnen krijgt (en dus niets uit de mond laat vallen).
Mestonderzoek
Het microschopisch controleren van mest op de aanwezigheid van wormeitjes kan erg zinvol zijn, bijvoorbeeld voor:
Het bevestigen van een besmetting met veulenworm (diarree bij het jonge veulen én meer dan 2000 eitjes per gram mest);
Het maken van de keuze om veulens vanaf 6 maanden te behandelen tegen spoelwormen en/of Cyathostominae;
Enkel bij volwassen paarden is mestonderzoek ook een betrouwbare manier om te beslissen óf het paard op dat moment ontwormd moet worden tegen Cyathostominae.
Mestonderoek kan in sommige gevallen ook zinvol zijn om na het behandelen te controleren of het ontwormingsmiddel nog voldoende werkt (bij jouw paard / op jouw bedrijf, tegen die betreffende worm).
De beste aanpak
Het opstellen van een goed ontwormadvies vereist kennis van de paarden, hun leeftijd en de manier waarop ze worden gehouden; de verschillende wormsoorten, hun voorkomen en manier van verspreiden; en de verschillende ontwormingsmiddelen en hun werkzaamheid.
Voor paarden tot ongeveer 3 jaar is het opstellen van een strategisch ontwormingsschema, waarin behandeling tegen spoelwormen, Cyathostominae en eventueel lintwormen centraal staan, de beste aanpak.
Voor volwassen paarden kan, bij voorkeur op basis van mestonderzoek, een ontwormingsschema voor een individueel paard of voor een groep paarden worden opgesteld.
Klik op de afbeelding om te vergroten.
Lees meer over ontwormingsmiddelen op de website van MSD Animal Health.
Tekst: MSD Animal Health