Selecteren om te presteren: Exterieurkenmerken
Kent u het vernieuwde boek ‘Het KWPN-paard, selecteren om te presteren’ al? Dit praktische boek geeft u inzicht in de verschillende beoordelingskenmerken van het KWPN met heldere illustraties. Waar kijken we nu precies naar als een paard voor stamboekopname wordt gekeurd? Waarom zijn sommige kenmerken of eigenschappen wel en andere niet of minder belangrijk? En wat is eigenlijk de standaard, dat ‘perfecte paard’, waar al onze paarden aan worden getoetst?
In dit boek leest u meer over dit functionele exterieur en de bewegingskwaliteiten. Deze informatie kunt u toepassen op uw eigen paard en/of fokkerij en er uw voordeel mee doen. Om u een indruk te geven van dit boek lichten wij de komende weken telkens een hoofdstuk uit. In hoofdstuk vier worden de exterieurkenmerken besproken, een gedeelte hiervan leest u hieronder.
Tijdens de stamboekkeuring beoordeelt en beschrijft de jury van ieder paard 19 exterieurkenmerken, die een aantoonbare functionele relatie hebben met het fokdoel: het fokken van paarden die het hoogste niveau in de dressuur-, spring- en/of mensport kunnen bereiken.
Hoewel de onderbalk van het lineair scoreformulier betrekking heeft op de functionele kenmerken van een paard, start het formulier met drie meer algemene kenmerken: conditie, mond en hoofd. Omwille van de volledigheid van de beoordeling, maken de juryleden bij deze onderdelen melding van opvallende zaken, afwijkingen of gebreken. Bij conditie kan overconditie of juist en schrale conditie worden aangegeven, terwijl bij het hoofd opvallende vormen zoals een ramshoofd of een opvallend grof of lang hoofd worden genoteerd. Bij de mond is een onder- of overbeet (snijvlakken van de tanden die elkaar niet raken) reden om een paard niet in het stamboek op te nemen.
Voor het beoordelen van de exterieurkenmerken moet het paard vierkant worden opgesteld: ontspannen, maar wél oplettend. Een stand zoals hieronder weergegeven is prima. Op die manier kan de jury de verschillende onderdelen goed observeren en beschrijven.
In het boek worden alle 19 exterieurkenmerken uitgebreid besproken aan de hand van illustraties. Een hele korte samenvatting leest u hieronder.
1. Rompmodel: Wanneer de lengte van het paard (boeg-zitbeenknobbel) gelijk is aan de schofthoogte, is er sprake van een vierkantsmodel. Is de lengte groter dan de hoogte, dan spreken we over een rechthoeksmodel. Het KWPN-dressuur en -springpaard staat in het rechthoeksmodel, is langgelijnd en evenredig gebouwd.
2. Romprichting & hals: De richting van de romp van het paard ten opzichte van de horizontaal. Het KWPN-dressuurpaard heeft een opwaarts gerichte romp en is hoogbenig. Het KWPN-springpaard heeft een meer horizontale romp.
3. Hoofd-halsverbinding: Bij dit onderdeel worden twee aspecten bekeken, die samen de hoofd-halsverbinding bepalen: de lengte van de nek en de keeluitsnijding. We spreken van een lichte hoofd-halsverbinding bij een lange nek, lichte keeluitsnijding en een kleine afstand tussen bovenkant nke en onderkant keel. Het KWPN-paard heeft een lichte hoofd-halsverbinding, een opwaarts gerichte lange hals met welving en bespiering in de bovenlijn.
4. Halslengte: De lengte van de as tussen een punt halverwege de hoofd-halsverbinding en het midden van de voorkant van de schouder (gerelateerd aan andere lichaamsmaten van het paard in kwestie).
5. Halsrichting: De hoek die de hals maakt met de horizontaal wanneer het paard in de natuurlijke houding staat.
6. Halsbespiering: De mate van bespiering van de hals, waarbij de nadruk ligt op de bovenlijn.
7. Hoogte schoft: De hoogte van de schoft, gemeten als afstand tussen de horizontaal door het hoogste punt van de schoft en de horizontaal door het laagste punt van de schoft.
8. Schouderligging: De hoek die het schouderblad maakt met de horizontaal.
9. Verloop rug: Het verloop van de bovenlijn van schoft tot lendenen.
10. Verloop lendenen: Het verloop van de bovenlijn van rug tot kruis.
11. Kruisligging: De hoek die een lijn tussen de bovenkant van het heupbeen en de bovenkant van de zitbeenknobbel maakt met de horizontaal.
12. Kruislengte: De lengte, gemeten vanaf de voorkant van het heupbeen tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel.
13. Stand van het voorbeen: De hoek die de lengte-assen door de onderarm en de pijp met elkaar maken, van opzij beoordeeld.
14. Stand van het achterbeen: De hoek die de lengte-assen door de schenkel en de pijp met elkaar maken, van opzij beoordeeld.
15. Kootstand voorbenen/achterbenen: De hoek die de koten van de voorbenen/achterbenen met de horizontaal maken.
16. Hoefvorm: De verhouding tussen de kroonrand en de draagvlakrand beoordeeld aan de voorzijde van de voorhoeven. NB: Bij ongelijke hoeven wordt de smalle hoef als afwijkend beschouwd en wordt de normale hoef beoordeeld.
17. Verzenen: De hoogte van de verzenen aan de voorhoef, oftewel de afstand tussen de bodem en de kroonrand.
18. Kwaliteit beenwerk: De mate van droogheid van de benen, beoordeeld aan de achterbenen.
19. Omvang beenwerk: De omvang van het beenwerk inclusief de grootte van de gewrichten in relatie tot de bovenbouw van het paard.
We streven binnen de KWPN-fokkerij naar een ‘functioneel exterieur’, want hoe beter het paardenlichaam is afgestemd op dat wat ervan wordt gevraagd, des te makkelijker het paard het gevraagde kan uitvoeren. Een functioneel, goed gebouwd paard heeft een streepje voor op het gebied van gezondheid, duurzaamheid en plezier in de sport. En dat is iets waar niet alleen de fokkers, maar zeker ook het paard zelf en de beoefenaars van de diverse disciplines in de paardensport hun voordeel mee kunnen doen. Wilt u hierover meer weten? Bestel dan het vernieuwde boek! KWPN-leden bestellen het boek voor € 19,95 en niet-leden voor € 24,95. Alle uitgelichte hoofdstukken leest u hier.